"Een pracht mens en een pracht voetballer. Hij had een droom van een pass en hij stond altijd op het goeie plekkie."Het is maar zeer de vraag of Feyenoord zou zijn uitgegroeid tot de club die het is, als Gerardus ‘Puck’ van Heel in 1919 lid zou zijn geworden van een andere Rotterdamse voetbalvereniging. Meer dan vijftien jaar lang speelde deze uitzonderlijk getalenteerde voetballer in het eerste elftal van Feyenoord. Bij alle vooroorlogse successen was hij betrokken. Tussen 1924 en 1940 won hij zo vier landstitels en twee KNVB-bekers. De carrière van Puck van Heel loopt als een rode draad door het verhaal van de opkomst van Feijenoord als een topclub.
Cor Kieboom
Natuurlijk is voetbal een teamsport, maar het is duidelijk dat Van Heel, met zijn uitzonderlijke kwaliteiten, meer dan welke andere speler verantwoordelijk mag worden geacht te zijn, voor de successen die Feyenoord in de periode voor de tweede wereldoorlog vierde. Zijn voetbaltechnische brille gaf een meerwaarde aan de Feyenoord-teams waarin hij speelde en het zijn de successen van die teams, die de basis vormden voor de populariteit van de club en daarmee voor de status van Feyenoord als topclub.
Puck van Heel in 1927 op 23-jarige leeftijd |
Achtergrond en doorbraak
Gerardus Henricus van Heel werd geboren op 21 januari 1904. Hij was de vierde van elf kinderen van een Rooms-katholieke havenarbeider. Op straat, in Rotterdam-Zuid, trapte ‘Puck’, zoals hij wegens zijn bescheiden lengte werd genoemd, zijn eerste ballen. In de partijtjes met zijn vriendjes legde hij de basis voor zijn later zo bewonderde traptechniek en atletisch vermogen. Op vijftienjarige leeftijd besloot hij zich aan te melden bij de ‘Rotterdamsche Voetbal Vereeniging Feijenoord’, een club die sinds de oprichting in 1908 was uitgegroeid tot de voornaamste club van Rotterdam-Zuid en nadrukkelijk op weg leek te zijn naar het hoogste niveau van het Nederlandse voetbal.
In 1924 stond een team met als belangrijkste spelers o.a. verdediger Kees van Dijke, middenvelder Bertus Bul en spits Kees Pijl, op het punt om Feyenoord voor de eerste keer het kampioenschap van Nederland te schenken. In de loop van dat seizoen was Puck van Heel in het eerste elftal van Feyenoord gedebuteerd, maar op een vaste plek kon hij nog niet rekenen. Toen Kees Pijl tijdens de kampioenscompetitie van 1924 een deel van de wedstrijden moest missen wegens interlandverplichtingen (hij was geselecteerd voor het Nederlands elftal dat aan het voetbaltoernooi op de olympische spelen van Parijs deelnam), viel de twintigjarige Van Heel met zijn neus in de boter.
Op 1e en 2e pinksterdag speelde Feyenoord zijn laatste twee wedstrijden. Beide moesten gewonnen worden om zeker te zijn van het kampioenschap. In de eerste wedstrijd, uit tegen Enschedé, bleef linksbuiten Groeneboom in de rust achter in de kleedkamer met een enkelblessure. Puck van Heel mocht invallen en kwam, na wat geschuif in het team, als linksbinnen te spelen. Feyenoord won de wedstrijd met 0-2. Van Heel scoorde beide doelpunten: een kopbal uit een hoekschop en een droge schuiver in de hoek. In de kampioenswedstrijd tegen het Groningse Be Quick stond hij in de basis. Het werd 3-1 en Feyenoord was voor het eerst in het bestaan van de club kampioen van Nederland.
Eerste interland in het Stadion Feijenoord |
Aanvoerder en spelverdeler
Het zou nog even duren voordat Van Heel een vaste plaats in het eerste team veroverde, maar bij het tweede landskampioenschap, in 1928, was Puck van Heel niet meer weg te denken uit Feyenoord 1. In de kampioenswedstrijd, een 2-0 overwinning op Noad, was hij één van de uitblinkers. Ook twee jaar later, in 1930, was Van Heel van de partij, toen Feyenoord voor de eerste keer de KNVB beker won.
In de loop van de jaren dertig maakte de oude garde plaats voor jonge spelers als keeper Adri van Male, linksbuiten Jan Linssen, rechtsbuiten Manus Vrauwdeunt en middenvelders Jaap en Bas Paauwe. Met het grote Feyenoord-team van de jaren ‘30, won Van Heel nog eens twee landskampioenschappen en een KNVB Beker. Als aanvoerder en spelverdeler was Van Heel in die jaren de spil waar alles in het veld om draaide. Bij dat alles was Puck van Heel bepaald geen ‘local hero’. Tussen 1925 en 1938 speelde hij 64 interlands, het merendeel als captain. Alom werd Van Heel erkend als één van de beste spelers die het Nederlandse voetbal ooit had voortgebracht. Niet voor niets was het Puck van Heel die de eer toekwam om de eerste paal te slaan bij de bouw van het Stadion Feijenoord. Dat hij, ondanks zijn naam en faam, een uiterst eenvoudig en bescheiden persoon bleef, droeg alleen maar verder bij aan Van Heels populariteit.
Dat Puck van Heel zich tot op hoge leeftijd op het hoogste niveau kon handhaven, had alles te maken met zijn superieure techniek. Van zijn snelheid moest hij het niet hebben. Van Heel was al nooit de rapste voetballer geweest en naarmate hij ouder werd nam zijn tempo verder af. Bovendien werd hij gehinderd door zijn linkerknie, die hij, als puur linksbenige speler, te veel belastte. De dikke zwachtels die hij om die reden tijdens de wedstrijden vaak om zijn knieën droeg, verleenden zijn toch al gedrongen gestalte een weliswaar weinig flatteuze, maar karakteristieke indruk. In de laatste jaren van zijn loopbaan speelde hij in toenemende mate op routine, inzicht en techniek.
Einde van een tijdperk
Misschien is het niet toevallig dat met het afscheid van Puck van Heel als voetballer, ook een einde kwam aan Feyenoord’s eerste bloeiperiode. Van Heel stopte na het behalen van het afdelingskampioenschap in mei 1940 en maakte zodoende de kampioenscompetitie (vanwege de Duitse inval uitgesteld) niet meer mee. Die won Feyenoord nog, zodat het zich in de zomer van 1940 voor de vijfde maal kampioen van Nederland mocht noemen. Het zou echter het laatste aansprekende wapenfeit blijken van een generatie spelers die Feijenoord hadden gemaakt tot het grootste voetbalbolwerk van Rotterdam, een vereniging die elke voetballiefhebber in Nederland kende en respecteerde. Een generatie waarvan Puck van Heel het symbool was.
Puck van Heels carrière speelde zich af ver voor de invoering van het betaald voetbal. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, was hij achtereenvolgens werkzaam als arbeider in de margarinefabriek van Van den Bergh, als vertegenwoordiger van de kolenhandel van Feyenoord bestuurslid Cor Kieboom en als sigarenhandelaar. Na zijn afscheid in 1940 was Van Heel een aantal jaar actief als oefenmeester bij verenigingen in de regio Rijnmond, waaronder Fortuna Vlaardingen, Flakkee en SSS uit Spijkenisse. Daarnaast beheerde hij net als veel voormalig voetballers een café, van 1939 tot zijn pensioen in 1969.
Na zijn vijfenzestigste verjaardag trok de publiciteitsschuwe Van Heel zich meer en meer terug uit de openbaarheid. Slechts met tegenzin en na veel moeite liet hij zich bij zijn vijfenzeventigste en tachtigste verjaardag door de pers interviewen.
Bronnen: NRC, Het Vaderland, Biografisch Woordenboek van Nederland, e.a.
Links: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Soccer Statistics Foundation.