Feyenoord - AjaxRotterdam, 17 mei 1980 (Finale KNVB-beker) |
De supporters die zich op 17 mei 1980 in de Kuip hadden verzameld voor de finale van de KNVB-beker beleefden een primeur. Vier maal eerder hadden Feyenoord en Ajax elkaar in de beker getroffen. Beide clubs hadden twee keer gewonnen en alle vier de keren had de winnaar uiteindelijk het toernooi ook weten te winnen. Van een finale tussen de twee aartsrivalen was het echter nog nooit gekomen. De belangstelling voor deze unieke editie van ‘de klassieker’ was dan ook zeer groot, de wedstrijd was met 60.000 toeschouwers volledig uitverkocht en werd live op televisie uitgezonden. In de ereloge hadden Prins Claus, die de beker uit zou reiken, en de jonge kroonprins Willem-Alexander plaats genomen.
Of het een voetbalfeest zou worden was echter nog maar zeer de vraag. In de pers was het bedroevende niveau waarnaar het Nederlandse voetbal was afgegleden in die dagen een met regelmaat terugkerend onderwerp van beschouwing. Het seizoen 1979/1980 werd unaniem beoordeeld als een bijzonder matig voetbaljaar. Men leefde nadrukkelijk in het besef dat de gouden jaren voorbij waren. Hoewel Oranje twee jaar eerder nog tot de finale van het WK in Argentinië was doorgedrongen, werd het EK dat die zomer in Italië zou worden gehouden dan ook met bijzonder weinig vertrouwen tegemoet gezien.
Het team
Feyenoord had dat jaar onder leiding van de Tsjech Vaclav Jezek geen potten kunnen breken in de competitie en was uiteindelijk vierde geëindigd. Dat was teleurstellend omdat men het jaar ervoor nog lange tijd om de titel mee had kunnen strijden. Er gloorde wat hoop voor de toekomst in de vorm van een aantal goede jonge spelers, maar het ontbrak het team aan kwaliteit op het middenveld en in de aanval. Dat Feyenoord in de loop van het seizoen Wim Jansen en Gerard van der Lem had zien vertrekken hielp daarbij uiteraard niet. De club nam deze kans op de eerste trofee in 6 jaar uiterst serieus en was speciaal voor de finale in trainingskamp gegaan. Het ging er fanatiek aan toe, de spelers waren erop gebrand het legioen niet teleur te stellen en de beker in de wacht te slepen. Aanvaller Jan Peters: “Iedereen voelde dat het publiek iets van ons verwachtte.”[1]
De feyenoord selectie voor het seizoen 1979/1980.
Boven: Gerard van der Lem, Ivan Nielsen, Roger Albertsen, Joop Hiele, Jan Peters, Peter Petursson en Stanley Brard. Midden: Gerard Meijer (Verzorger), Vaclav Jezek (trainer), André Stafleu, Jan van Deinsen, Sjaak troost, Ton v. Engelen, Carlo de Leeuw, Marcel van der Blom, Richard Budding, Ben Wijnstekers en Clemens Westerhof (Assistent). Onder: Michel van de Korput, René Notten, Karel Bouwens, Win van Zinnen, Wim van Til, Wim Jansen en Paul van der Blom.
Feyenoord trad die avond aan in het 4-3-3 systeem. Op doel stond Joop Hiele (21), die de concurrentiestrijd met de dat seizoen aangetrokken Ton van Engelen definitief in zijn voordeel had beslist. In de verdediging speelden van rechts naar links Ben Wijnstekers (24), Michel van de Korput (23), de Deen Ivan Nielsen (23) en Stanley Brard (21). Op het middenveld koos Jezek voor routinier René Notten (30), André Stafleu (25) en Jan van Deinsen (26). Voorin speelden Jan Peters (26), de snelle IJslander Petur Petursson (20) en de benjamin van het team, Carlo de Leeuw (19).
De tegenstander
Ajax, getraind door Leo Beenhakker, ging in de Kuip op voor een dubbel. Het beschikte met spelers als Sören Lerby, Frank Arnesen, Simon Tahamata, Tscheu La Ling, Piet Schrijvers en Ruud Krol over een behoorlijk team, maar net als Feyenoord was Ajax geen schim meer van de ploeg die het in de eerste helft van de jaren zeventig was geweest. Voor het tweede jaar op rij was het landskampioenschap gewonnen, maar overtuigend was die titel niet veroverd. Met name tegen het eind van het seizoen had de ploeg op haar laatste benen over het veld gezwalkt.
De Amsterdammers hadden op weg naar de finale afgerekend met Haarlem, Vitesse, Roda JC en PSV. Feyenoord had Fortuna Sittard, FC Twente, PEC Zwolle en stadsgenoot Sparta uitgeschakeld. Echt reden om de finale met vertrouwen tegemoet te zien, kon Ajax niet hebben. Eerder dat seizoen had het in de Kuip met 4-0 op de broek gekregen, toen een ontketend Feyenoord de bezoekers uit Amsterdam alle hoeken van het veld had laten zien. Hooguit kon men moed putten uit het feit dat de inmiddels vertrokken Wim Jansen die dag de uitblinker was geweest aan de kant van Feyenoord.
De wedstrijd
Één van de terugkerende klachten over de staat van het Nederlandse voetbal betrof de toenemende neiging tot behoudend voetbal. Daar was in de Kuip die avond echter geen sprake van. Met name Feyenoord ging voortvarend van start. Al in de 3e minuut was spits Petursson dicht bij de openingstreffer, maar Schrijvers bracht redding. In de 19e minuut kreeg Petursson opnieuw een grote kans om de score te openen, ditmaal met het hoofd. Hij kopte de bal echter naast. Niet veel later viel de eerste goal van de wedstrijd alsnog, maar aan de andere kant van het veld. Terwijl Feyenoord even met 10 man speelde, vanwege een blessurebehandeling van Peters, zette Arnesen Ajax tegen de verhoudingen in op voorsprong.
Petur Petursson probeert een schot af te leveren.
De thuisclub was van slag en toen Nielsen tot overmaat van ramp tien minuten later Ling net binnen het zestienmetergebied onderuit haalde en scheidsrechter Charles Corver een penalty toekende, leek de bekerfinale voorbij. Hiele wist de slap genomen strafschop van Karel Bonsink echter met zijn voet te keren. Zijn ploeggenoten putten moed uit de redding en gingen op zoek naar de gelijkmaker. In de 36e minuut was Feyenoord voor de derde keer dicht bij een treffer, ditmaal eindigde een inzet van Peters via het lichaam van Schrijvers op de lat. Even later was het alsnog raak, toen Wijnberg het shirtje van De Leeuw vasthield in het zestienmetergebied. Corver dacht even na en kende toen een strafschop aan Feyenoord toe, die Petursson beheerst benutte.
Ook in de tweede helft bleven beide ploegen op de aanval spelen en golfde het spectaculaire, maar bij vlagen ook grimmige, duel heen en weer. Op het middenveld hielden de ploegen elkaar redelijk in evenwicht. Notten en Lerby smeten met hun krachten, maar geen van tweeën wist daarbij een overwicht te creëren. Ook Stafleu en Arnesen en de lopers Van Deinsen en Dick Schoenaker deden niet of nauwelijks voor elkaar onder.
Jan Peters wil met een uiterste inspanning de bal voorzetten.
Dat Feyenoord toch een overwicht wist te creëren, was met name te danken aan de verdedigers. Tahamata was volkomen onzichtbaar tegen international Wijnstekers, die ook nog eens regelmatig over zijn man heen ging. Op rechts was Bonsink al even kansloos tegen de jonge Brard en in het centrum moest Ling het afleggen tegen die andere Feyenoord-international, Van de Korput. De Feyenoord-aanvallers mochten op papier dan minder kwaliteit hebben dan Tahamata en Ling, in praktijk ging het ze heel wat beter af. De Leeuw speelde een ijzersterke partij. Zijn tegenstander, Piet Wijnberg, moest herhaaldelijk aan de noodrem trekken. Ook Petursson was op dreef. Hij had na de winterstop met zijn vorm getobd, maar sinds hij van positie was gewisseld met Peters en centraal voorin speelde ging het steeds beter. Peters moest het van zijn inzet hebben en daaraan ontbrak het die avond absoluut niet.
In de 71e minuut kwam Feyenoord eindelijk op voorsprong, toen Carlo de Leeuw scoorde uit een voorzet van Nielsen, die zich na het weggeven van de penalty had ontpopt tot één van de beste Feyenoorders op het veld. Een paar minuten later besliste Petursson de wedstrijd definitief. Lerby speelde te zacht terug en moest vervolgens toezien hoe Peters er als de kippen bij was om die blunder af te straffen en zijn IJslandse collega op maat te bedienen.
Daarmee was de buit binnen, want in de speeltijd die resteerde wist Ajax niets meer aan de achterstand te doen. Na het laatste fluitsignaal explodeerde de Kuip van vreugde, Feyenoord had zijn eerste prijs sinds 1974 gewonnen. Dat het juist de aartsrivaal was die het onderspit had moeten delven, maakte het feest uiteraard des te groter voor het Feyenoord-legioen.
Aanvoerder René Notten met de KNVB-beker.
Een schitterende pot
Zo goed als iedereen was het er na afloop over eens dat de bekerfinale van 1980 een spectaculaire wedstrijd was geweest. Wat aan de harde kant hooguit, maar verder een staaltje puike reclame voor het Nederlandse voetbal. Het was een partij geweest die niet onder had gedaan voor Engelse cupmatches. Bondscoach Jan Zwartkruis putte er moed uit: “Wat ik de laatste tijd heb moeten missen, dat was vandaag volop aanwezig. Ik heb karakter gezien, goed voetbal en de bereidwilligheid om voor elkaar te werken.” [2]
Jezek was tevreden en vond dat zijn team terecht had gewonnen: “Feyenoord heeft veruit de meeste kansen gekregen.” [3] Beenhakker mijmerde nog wat na over wat er gebeurt zou zijn als zijn ploeg de gemiste penalty zou hebben benut, maar ontkende niet dat de winst van Feyenoord verdiend was. Ook bij hem overheerste de tevredenheid over een mooie voetbalavond: “Deze finale heeft alles gebracht wat er van verwacht mocht worden. Het was voor 60.000 mensen een schitterende pot voetbal.”[4]
Ook scheidsrechter Corver had een goede wedstrijd gezien.“Ze hadden op de tribunes zelfs geen tijd om te vechten,” merkte hij na afloop gekscherend op.[5] De wedstrijd was in dat opzicht inderdaad relatief rustig verlopen, maar later op de avond zou het toch nog tot ongeregeldheden komen in de omgeving van de Coolsingel. Enkele honderden Feyenoord-fans koelden hun woede over het uitblijven van een huldiging op het bordes van het Stadhuis op winkelruiten en vernielden daarna bij het Centraal Station nog een aantal bussen. Uiteindelijk zouden er elf arrestaties worden verricht wegens geweldpleging en vernielingen. Tot de wapens die rond de wedstrijd in beslag werden genomen behoorden stiletto’s, kettingen en boksbeugels.
Feyenoord 3-1 Ajax
0-1 ’20 Arnesen
1-1 ’39 Petursson (pen.)
2-1 ’71 De Leeuw
3-1 ’75 Petursson
Scheidsrechter: Charles Corver
Toeschouwers: 60.000
Feyenoord: Joop Hiele, Ben Wijnstekers, Ivan Nielsen, Michel van der Korput, Stanley Brard, René Notten, André Stafleu, Jan van Deinsen, Jan Peters, Petur Petursson (82. Karel Bouwens), Carlo de Leeuw.
Ajax: Piet Schrijvers, Piet Wijnberg, Ruud Krol, Frank Janssen, Peter Boeve, Dick Schoenaker, Frank Arnesen, Sören Lerby, Karel Bonsink (77. Guido Pen), Tscheu La Ling (56. Martin van Geel), Simon Tahamata
Bronnen:
• Telegraaf, Algemeen Dagblad, Trouw, Volkskrant
Noten:
• 1 t/m 5 : Telegraaf, 19 mei 1980