Ulrich van Gobbel was jong toen hij in de zomer van 2002 afscheid nam als voetballer, net éénendertig jaar pas. Toen de centrale verdediger zijn laatste wedstrijd voor Feyenoord speelde, thuis tegen Bayern München in de groepsfase van de Champions League, was hij zelfs pas dertig jaar oud geweest.
Dat een verdediger die het voor een flink deel van zijn snelheid moest hebben niet tot diep in de dertig door zou kunnen gaan, dat was wel duidelijk. Een generatie eerder wel. Toen zou zo iemand, op het moment dat zijn snelheid hem in de steek liet, nog een paar jaar als libero hebben kunnen doorgaan. Die tijden waren geweest. Op je dertigste je laatste wedstrijd spelen is echter wel heel erg jong.
Embed from Getty Images |
23 oktober 2001 - Feyenoord - Bayern München Ulrich van Gobbel (staand geheel links) treedt aan voor zijn laatse wedstrijd met Feyenoord |
Het was dan ook een gedwongen keuze. Van Gobbel had de laatste jaren van zijn carrière te kampen met een versleten heup. Tijdens wedstrijden verbeet hij de intense pijn die dat lichamelijke defect hem bezorgde. Van Gobbel: “Op het moment dat het fluitje ging, vergat ik die pijn gewoon. Maar natuurlijk voelde ik ook wel dat het einde nabij was. Soms als ik een wedstrijd had gespeeld, kon ik niet meer lopen.”
Het eigen doelpunt dat Van Gobbel scoorde in die laatste wedstrijd tegen Bayern was de druppel die de emmer deed overlopen. Van Gobbel: “Iedereen zei: het is niet zo erg, maar voor mij was het wél erg. Ik wist dat ik beter met die situatie had kunnen omgaan. Mijn lichaam deed alleen niet meer wat ik zelf wilde. Toen heb ik abrupt besloten te stoppen.”
Bron: Alle citaten: Feyenoord Magazine, Juni 2015